Elke zomer zijn ze er weer,
Daar komen de meisjes van zeventien,
Het lijkt alsof ze mij niet zien,
Dat lijkt alleen maar zo.
Ik ben naaktgeboren,
Ik hoef mij niet te schamen,
Ik ben naaktgeboren,
En ik wil bij hen zijn.
En dan worden ze achttien,
En daarna ook negentien,
En later worden ze honderd,
Dan brengt de burgemeester bloemetjes.
Ze zijn naaktgeboren,
En zij hoeven zich niet te schamen,
Ze zijn naaktgeboren,
En ik wil bij hen zijn.
In de uren van vertwijfeling,
Zal ik zeggen dat ik van hen hield,
Ze zijn naaktgeboren,
En ik wil bij hen zijn.