Ik zat te kaarten met mijn maat,
We dronken Fanta uit de fles,
En we rookten sigaren,
Net als in een gangsterfilm,
Frank Sinatra zong dat lied,
Over jonge vrijers,
En hij wenste hen geluk,
In hun bestaan.
Ik had vier azen en een boer,
En daarna een grote straat,
En veel te veel geluk in het spel.
Ik was een vriend van God,
En ik zocht naar die ene noot,
Ik vergat al die andere,
En mijn lied was veel te kort,
De seksuologe praat,
Over de lusten van het lijf,
Zij klinkt zo zeker,
Ik wou dat ze zweeg.
Maar ik had vier azen en een boer,
En daarna een grote straat,
En veel te veel geluk in het spel.
En ik weet het lot is blind,
En de liefde die kijkt scheel,
En ik heb te veel geluk in het spel.