Diep in m'n bloed zout als de zee,
Draag ik al jou hartstocht mee,
't is m'n ziel wild als de wind die jouw bemint.
Vast staat als het rijzen van de vloed,
Dat ik jou verlaten moet,
Ooit zweer ik trouw ik blijf bij jou maar dan voorgoed.
Want de liefde in m'n hart die zee en stormen tart,
Voer mij terug naar huis van elke rei--ei--eis,
Want in jou armen ben ik rijk.
Ik zie zee zover ik kijk.
Maar met kermis gaan we dansen op de dijk.
Zilver als sterren in de nacht,
Zijn haar ogen als ze lacht,
Goud en verwarmend als het zonlicht haar gezicht.
Duizenden schepen zijn vergaan,
Door de kracht van een orkaan,
Mijn verlangen zal de zwaarste storm weerstaan.
Want de liefde in m'n hart die zee en stormen tart,
Voer mij terug naar huis van elke rei--ei--eis,
Want in jou armen ben ik rijk.
Ik zie zee zover ik kijk.
Maar met kermis gaan we dansen op de dijk.
De strijd komt ten eind,
Als aan de kust helder het havenlicht schijnt,
Vul nu de glazen vier het feest,
Zoals het eeuwen is geweest,
Dans en drink op al wat ademt, en al wat leeft.
Want de liefde in m'n hart die zee en stormen tart,
Voer mij terug naar huis van elke rei--ei--eis,
Want in jou armen ben ik rijk.
Ik zie zee zover ik kijk.
Maar met kermis gaan we dansen op de dijk.
Want de liefde in m'n hart die zee en stormen tart,
Voer mij terug naar huis van elke rei--ei--eis,
Want in jou armen ben ik rijk.
Ik zie zee zover ik kijk.
Maar met kermis gaan we dansen op de dijk.