Als 1 (als 1) plus 1 (plus 1) geen 2 (geen 2) meer is (meer is),
Maar 1 (maar 1) plus 1 is 1,
Dan hoef ik jou niet te vertellen dat ik zielsveel van je hou
Dus 1 (dus 1) en 1 (en 1) is nooit (is nooit) meer 2 (meer 2)
Maar 1 (maar 1) en 1 is 1
Dan hoef ik jou niet te vertellen dat ik zielsveel van je hou
Mij hoef je niet te wijzen dat de hemel altijd blauw is
Mij hoef je niet te vragen naar de zin van het bestaan
Mij hoef je niet te zeggen dat het mooist op aard een vrouw is
Dat komt omdat het verder altijd eeuwig over jou zal gaan
Want 1 (want 1) plus 1 (plus 1) is nooit (is nooit) meer 2 (meer 2)
Nee, 1 (nee, 1) en 1 is 1
Dus hoef ik jou niet te vertellen dat ik zielsveel van je hou
Ik ben (ik ben) alleen (alleen), jij bent (jij bent) alleen (alleen)
Jij bent alleen voor mij
Hoe kan ik anders nog vertellen dat ik zielsveel van je hou
Mij hoef je niet te wijzen dat de lucht nog altijd blauw is
Mij hoef je niet te vragen naar de zin van het bestaan
Mij hoef je niet te zeggen dat het mooist op aard een vrouw is
Dat komt omdat het verder altijd eeuwig over jou zal gaan
Aha (aha) héhé (héhé)
Hihi (hihi) hoho (hoho)
Olé (olé)
How doe zo zo
Hoe kan ik anders nog vertellen dat ik zielsveel van je hou
Tata (tata) tuuttuut (tuuttuut)
Hoehoe (hoehoe) nou moe
Wat zal ik zingen nou
Om jou voor altijd te vertellen dat ik zielsveel van je hou
Om jou voor altijd te vertellen dat ik zielsveel van je hou