Tom: C
Introdução:
C F C G C
Er was eens een groen mannetje dat at uit een groen pannetje
C F C G C
lichtgroene rijstebrij met groene suiker bij.
C G Am Em F C Dm G
Groen was zijn glaasje bessensap, kortom: groen was zijn eigenschap
C G C G
van dit plezierig mannetje en ken je nu ons plannetje?
C F C G C
Wij zingen voort van die sinjeur, maar hij krijgt een and?re kleur. ROOD!
verse 2
C F C G C
Er was eens een rood mannetje dat at uit een rood pannetje
C F C G C
lichtrode rijstebrij met rode suiker bij.
C G Am Em F C Dm G
Rood was zijn glaasje bessensap, kortom: rood was zijn eigenschap
C G C G
van dit plezierig mannetje en ken je nu ons plannetje?
C F C G C
Wij zingen voort van die sinjeur, maar hij krijgt een and?re kleur. BLAUW!
verse 3
C F C G C
Er was eens een blauw mannetje dat at uit een blauw pannetje
C F C G C
lichtblauwe rijstebrij met blauwe suiker bij.
C G Am Em F C Dm G
Blauw was zijn glaasje bessensap, kortom: blauw was zijn eigenschap
C G C G
van dit plezierig mannetje en ken je nu ons plannetje?
C F C G C
Wij zingen voort van die sinjeur, maar hij krijgt een and?re kleur. GEEL!
verse 4
C F C G C
Er was eens een geel mannetje dat at uit een geel pannetje
C F C G C
lichtgele rijstebrij met gele suiker bij.
C G Am Em F C Dm G
Geel was zijn glaasje bessensap, kortom: geel was zijn eigenschap
C G C G
van dit plezierig mannetje en ken je nu ons plannetje?
C F C G C
Wij zwijgen nu van die sinjeur, maar hij krijgt geen and?re kleur.