't Herdenken van zijn wapenfeiten, is veur de mens een aardig feest.
Met vlaggen, wimpels en banieren en goeie nationale geest.
De leste man, no pasaràn, over me lijk in 't keuninkrijk!
De generaal krij z'n positie en gij de dood, in de miliese.
Maar in de zuidelijke delen, der platte landen bij de zee.
Is er maar weinig groots te vieren, ze wonnen maar ne keer of twee.
Ze kregen klop, op hunne kop en al de schuld op hunne bult.
Van keuning Filips z'n militie en d'onbeschrijflijk inquisiese.
In duzend vijf en vijfentachtig kwam keuning Filips in de stad.
En heelder benden huursoldaten, brandden er d'houten huizen plat.
En Rome zag en overwon, de ketters van de nieven tijd.
Met theologisch eruditie en d'onbeschrijflijk inquisiese.
De val van d'Antwerpse stede, onder de sloefen van de paus.
Hebben we nooit hemaal vergeten, 't zit nog in Boontje en in Claus.
We kregen vuur en veel tortuur en spotgelach van de Jezuiet.
Die zag de vrucht van z'n ambitie, in d'onbeschrijflijk inquisiese.
De rijke burgers en de bazen, at kruis van Rome nader kwam.
Pakten hun biezen en hun duiten, tot pracht en praal van Amsterdam.
'z Hadden gelijk, ze bleven rijk en d'arm sukkels bleven hier.
In handen van een zuur traditie, die ongelooflijk inquisiese.
Dus vraa'k mij af wadda z'hier vieren, de val van zuiders Nederland.
Is toch geen reden om te zwieren, zet heel da feest mor aan de kant.
De bloem van 't land,met z'n verstand, liet de sinjoren in den brand.
Zo weinig menselijke gratie, geeft mij geen reden tot palase.