Dank je voor de lunch die je hebt klaargemaakt,
Die heeft zoals altijd weer naar meer gesmaakt,
Dank je dat je zo over mijn welzijn waakt,
Wie weet aan welke wal ik anders was geraakt.
We slapen elke nacht in hetzelfde bed,
De tent vaak met z’n tweeën op z’n kop gezet,
Samen rigoureus op onze lijn gelet,
Elkaar ook meer dan eens uit de nood gered.
Waar zijn de woorden die iedereen mag horen,
Ze bestaan in alle talen en zijn honderd eeuwen oud,
En toch was ik ze uit het oog verloren,
Ik vergat zowaar te zeggen dat ik van je hou.
Samen zoveel keren op reis gegaan,
Dikwijls hand in hand op de hoogste berg gestaan,
In elke oceaan de zon zien ondergaan,
En met het Spaanse graan zelfs de orkaan doorstaan.
Waar zijn de woorden die iedereen mag horen,
Ze bestaan in alle talen en zijn honderd eeuwen oud,
En toch was ik ze uit het oog verloren,
Ik vergat zowaar te zeggen dat ik van je hou.
Maar vanavond geen getreuzel, geen geneuzel, geen gezeik,
Vannacht zeg ik die woorden terwijl ik in je ogen kijk.
De ene doet ’t snel en de andere traag,
Sommige doen het hoog en anderen dan weer laag,
De meesten deden het gisteren en ik doe het pas vandaag,
Maar ik meen het echt m’n liefste: ik zie je graag.
Hier zijn de woorden, de wereld mag ze horen,
Ze bestaan in alle talen, zijn honderd eeuwen oud,
En toch was ik ze uit het oog verloren,
Ik vergat zowaar te zeggen dat ik van je hou,
Ik vergat zowaar te zeggen dat ik van je hou. . .