'k Moe geen twintig jaar meer wachten,
Kom vooruit 't is geen goe moment,
'k Zit nog niet met doodsgedachten,
Maar ik maak mijn testament.
Gene notaris pennenlikker,
Geen gekras op perkament,
Juist wat rijmen en wat noten,
Op mijn tokkelinstrument.
Wat valt er hier zoal te erven,
'k Resumeer voor uw gemak,
Tafels stoelen, potten en pannen,
Een veugelmuit en nen kattebak.
Halv'of hele edelstenen,
Goud of zilver of diamant,
't Valt hier niets van dat te delen,
Juist wat stompkes gouden tand.
En mijn roerloze immobiliën,
Gescheurde muren en gaten in ’t dak,
Met plezier da'k van u scheide,
Vochtig krot van plak en stak.
g'Hebt vrij zicht op maan en sterren,
Airconditioning zeer doordacht,
Muggen, spinnen, slakken en muizen,
Inspiratie dag en nacht.
Hier geen sokken vol dukaten,
Kluizen vol mer aardse slijk,
'k Zal geen roebels achterlaten,
Op nen dag da'k hier bezwijk.
Dollars marken en florijnen,
Zijn al zeer gebenedijd,
Maar onbruikbaar bij Sinte Pieter,
Voor de rest van d'eeuwigheid.
Wie wil mijn gepieker erven,
Alsook mijne nervositeit,
En mijn slapeloze nachten,
Mijn eeuwig' ontevredenheid.
Hele stapels paperassen,
'n Ontoegankelijk moeras,
Van verstikkende gedachten,
Ne ware stal van Augias.
Aan mijn angsten en complexen,
Daar hé'k ook al aan gedacht,
Mijn timide sentimenten,
Voor het vrouwelijke geslacht.
Dat wordt moeilijk te versassen,
Dit heel domme mankement,
Wie zet daar nu zo’n gebreken,
In zijn geestelijk testament.
En mijn maandelijkse migraine,
Iets da'k zeker achterlaat,
En die krampen in mijn darmen,
Wie is daarvoor kandidaat.
En mijnen bril en valse tanden,
Mijn geslurp en mijn gelurk,
En dan al mijn zwoele dromen,
En mijn nachtelijk gesnurk.
D'r zijn nog wel kleinigheden,
't Plekske in mijne stamcafé,
Met zijn koetjes en zijn kalfkes,
Pier en Pol en Jan santé.
Voor nerveuze zenuwpezen,
Eindelijk wat contentement,
't Is een zalvek' op de wonde,
't Is doodsimpel amusement.
'k Laat u broeken hemden vesten,
Ouderwets van snit en naad,
Maar ze gaan u nog beschutten,
Tegen roddel en dwaze praat.
Komt en kiest u naar believen,
Schart en schraapt en vierendeelt,
Wikt en weegt en vermenigvuldigt,
Kakelt kwettert en krakeelt.
Al mijn dichtjes en mijn deuntjes,
Speelt en zingt en copieert,
Blaast en tokkelt naar believen,
Brult en briest en parodieert.
Ondanks donkere doodsgedachten,
Hiphiphip 't is goe moment,
Langlanglang zullen we leven,
Dat is Willem’s testament.
Langlanglang zullen we leven,
Dat is Willem’s testament.