We zijn nog nooit op zee geweest want wij zijn olifant.
Wij wonen liever in het bos of bij een berg met zand.
Tot Noach riep: “Kom vlug aan boord! De kans is anders groot
dat je verdrinkt daar op het land, dus stap in deze boot”.
En we varen, varen, varen in de ark
een lange, lange, lange tijd op zee.
En Noach, ja, die Noach, da's onze kapitein,
dus dat zit heus wel goed. Dat zit oké.
We varen al een dag of wat, het regent dat het giet,
het klotst van onder en opzij maar zinken doen we niet.
En hoor eens wat een herrie, wat een dieren om ons heen,
dan Noach plus familie nog we zitten niet alleen.
En we varen, varen, varen in de ark
een lange, lange, lange tijd op zee.
En Noach, ja, die Noach, da's onze kapitein,
dus dat zit heus wel goed. Dat zit oké.
Na dagen drijven op de zee opeens een harde stoot.
Zegt Noach: boem, dat lijkt een berg, we mogen uit de boot.
Hé, olifanten, kom maar op, de aarde wordt weer droog.
Kijk langs je oren naar de lucht: daar staat de regenboog!
En we stappen, stappen, stappen uit de ark
na lange, lange, lange tijd op zee.
Dag Noach, beste Noach, dag beste kapitein,
we zaten beregoed, het was oké.