Key: C
Introduction:
C
verse 1
C G C
In 't najaar vallen de blaren, in 't najaar sterft het groen
C G C
ik streel in 't najaar je haren, de liefde kent geen seizoen.
F C F G
Waarom over het najaar klagen, waarom, mijn lief, waarom?
C G C
Je haar is zo zacht op najaarsdagen, kom, mijn liefje, kom,
C G C
en je haar is zo zacht op najaarsdagen, kom, mijn liefje, kom.
C
Wah, waahwah, wah, waahwah.
verse 2
C G C
De trekvogels zijn gevlogen zoals ze elk jaar doen,
C G C
ik kus in de winter je ogen, de liefde kent geen seizoen.
F C F G
Waarom over de winter klagen, waarom, mijn lief, waarom?
C G C
Je blik is zo warm op winterdagen, kom, mijn liefje, kom.
C G C
en je blik is zo warm op winterdagen, kom, mijn liefje, kom.
C D
Wah, waahwah, wah, waahwah.
verse 3
D A D
Dan roffelt op het dak de regen, je ligt aan mijn zij als toen,
D A D
de regen maakt stil en genegen, de liefde kent geen seizoen.
G D G A
Waarom over de regen klagen, waarom, mijn lief, waarom?
D A D
't Is zo goed bij elkaar op regendagen, kom, mijn liefje, kom,
D A D
't is zo goed bij elkaar op regendagen, kom, mijn liefje, kom.
Outro
D A D
En je haar is zo zacht op najaarsdagen, kom, mijn liefje, kom.
D A D
En je blik is zo warm op winterdagen, kom, mijn liefje, kom.
G D G A
Lala laai lala lalala laaila, lala laai la la la la.
D A D
't Is zo goed bij elkaar op regendagen, kom, mijn liefje, kom.
D A D
't Is zo goed bij elkaar op zomerdagen, kom, mijn liefje, kom.
D A D
't Is zo goed bij elkaar op donderdagen, kom, mijn liefje, kom.
D A D
't Is zo goed bij elkaar op bliksemdagen, kom, mijn liefje, kom.
D A D
't Is zo goed bij elkaar op halve dagen, kom, mijn liefje, kom.
G D G A
Lala laai lala lalala laaila, lala laai la la la la.
D A D A D
't Is zo goed bij elkaar op alle dagen, kom, mijn liefje, kom.